Troostdier.

Voor het eerst in mijn leven wil ik mijzelf troosten. Ik wil niet dat een ander mij troost, daar kan ik niet op vertrouwen. Tegelijkertijd heb ik nooit geleerd op mijzelf te bouwen. Hoe troost een mens zichzelf, in godsnaam? Behalve eten, drinken, en afleiding vinden. Dan gewoon maar liggen. Ik lig op mijn buik op het witte tapijt in de woonkamer te kijken naar mijn gedachten, die boven de grond wild heen en weer springen. Ze wisselen elkaar af met de snelheid van, tja… de snelheid van gedachten. Zo doen ze dat. Ze roepen de meest onaardige en en tegelijkertijd geloofwaardige dingen. En dit gaat de hele dag zo door. Als er iemand binnen zou komen, dan zou die mij tamelijk lomp aantreffen. Op mijn buik, armen en benen wijd gespreid. Als een eekhoorn die nooit meer vliegt. Gelukkig komt er niemand binnen. De Man ligt al in bed, althans, dat denk ik. Het is of dat, of hij zit op het toilet. Zoveel opties zijn er niet, hier in onze vierenveertig vierkante meter hier in Amsterdam Noord. Vandaag werd er weer gemaald, over alles dat we ooit verkeerd hebben gedaan en alles dat we vandaag ontberen. Het huis dat we nooit hebben gekocht, het geld dat we hadden kunnen verdienen, of verdienden en uitgegeven hebben. Aan niks. Het maakt allemaal niet uit, want daar gaat het natuurlijk niet om. Maar waar gaat het dan wel om? Ik leg mijn rechterwang in het hoogpolig tapijt. Ik wil een troostdiertje zijn.

Vorige
Vorige

Doe mij maar de Tartaros.

Volgende
Volgende

Vogeltje.