Seneca heeft een punt.
Beladen met twee veel te zware tassen, hengst ik mijzelf de trap op. Als ik door de deuropening heen stap naar de buitengalerij, zie ik aan de overkant mijn buurvrouw staan. Ze is mijn leeftijd, en onderdeel van een jong stel die de Man en ik hadden kunnen zijn. Ik heb ze samen in zien trekken, haar en haar lief ruzie zien maken en liefkozende tikjes op billen zien geven. Geil gekir en dagelijkse dingen. Ik heb haar buik zien groeien van het eerste kindje. Ik heb de baby het gezin in zien komen, was getuige van het kwetsbaarste geluk, en heb haar een standvastige en lastige peuter zien worden. Nu zie ik mijn buurvrouw weer daar aan de overkant, ze staat rustig de was op te hangen. In een flits zie ik de glooiing van haar zij, die is veranderd. Ik blijf staan, als bevroren. Een toeter van een buik.
Prachtig is ze, zo tussen al die weelderige planten op het balkon en de kleurige was aan de lijnen. Ze draait zich om en zwaait opgewekt. Ik slik, zwaai terug. Een steek van jaloezie gaat door mijn lijf. Van mijn keel naar mijn buik toe, of is het andersom? Akelig bewust ben ik me van mijn hart die rammelt in mijn borst. Ik steek de sleutel in het slot, krijg de deur godverdomme ook al niet open. En ineens heb ik een kutleven. Ik voel het zware gemis op mijn hangende schouders drukken, een kinderlijk slachtofferschap. Een stem die roept ‘IK WIL OOHOOK’. Hoe komt dat toch? Als het erover gaat dat ik zelf moeder wil worden, klink ik als een klein kind van binnen. Ik haal nog een keer diep adem als ik voor onze voordeur sta. Als ik deze energie ongecontroleerd door mijn lichaam laat gieren, om die dan vervolgens te laten botvieren op de Man die nietsvermoedend binnen zit. Ik kan van hem verwachten dat hij mij een kind zal geven, maar dat slaat natuurlijk op niets.
Seneca heeft ooit gezegd ‘We verlangen naar het tegenovergestelde van wat wij ooit verlangden. Onze gebeden zijn in strijd met onze gebeden. En onze plannen met onze plannen’. Ik kan nu wel verlangen naar een kind, toch heb ik het gros van mijn vruchtbare jaren doorgebracht in nachtclubs, kroegen en in de armen van zeer, zeer, zeer ongeschikte mannen. De omstandigheden bedriegen mij. Vaak laten we ons leiden door onze verlangens. Maar als ik stil sta, wat wil ik dan echt? Eerlijk kijkend naar hoe ik mijn leven heb geleid. En wat zie ik als ik de wereld bekijk door een schone lens, niet door die van die alles omvattende kinderwens... Ik schrik op van lawaai in de tuin beneden en klak geërgerd met mijn tong. Weer dat kind van die onderburen.